Franse Tijd

Die warme namiddag aan het eind van september had de secretaris het onontkoombare zien gebeuren. Zojuist waren uit de halfbewolkte hemel een paar druppels in het stof van het verlaten kerkplein gevallen. Niemand had er op gelet, niemand had het gevoeld, want er was niemand. Alle bewoners van de Colonie hadden de luiken gesloten en zich teruggetrokken in het diepst van hun huizen. Weggedoken in een nis halverwege de trap naar de klokkentoren had hij door het smalle raam de vier soldaten het plein op zien komen. Hun uniformen of wat daar van over was waren bruin en modderig van een wekenlang verblijf in de velden achter het dorp. Drie hadden hun geweer in de hand, alleen de jongste, een jongen van zeventien die hij kende omdat deze samen met de luitenant een bezoek gebracht had aan de burgemeester, had zijn geweer schuin over de rug hangen. Tussen de vier soldaten in, de handen op de rug gebonden, liep de dochter van de burgemeester.

Na het schot, of waren het twee schoten, had hij niets anders gehoord dan de wind in de klokken. Langzaam waren de soldaten van het plein gelopen, hun geweren achter zich aan slepend door het zand. Toen was het onontkoombare gebeurd. Hij had gezien en toegekeken hoe hij haar vond bij de noordelijke zijdeur, de ogen op hem gericht, uitnodigend als altijd, alsof er niets veranderd was, liggend op de met zoveel zorg gebeitelde steen van haar de vorige zomer overleden oom, de broer van de burgemeester.

Dit artikel is geplaatst in Geen categorie. Bookmark hier de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.